
Op 2 oktober 2024 informeerde het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) de Tweede Kamer via een kamerbrief over de voortgang van het Impulsprogramma Chemische Stoffen. Hierin staat ook de voortgang van de aangekondigde acties voor het Strategisch Kader Biociden.
Impulsprogramma Chemische Stoffen
Het Impulsprogramma Chemische Stoffen is opgezet om gebleken, urgente knelpunten in het beleid voor chemische stoffen projectmatig en gericht aan te pakken. Een deel van de projecten in het impulsprogramma is gericht op biociden.
Strategisch Kader Biociden
Het Strategisch Kader Biociden is de komende jaren de basis voor de uitvoering van het beleid gericht op het voorkomen en beheersen van ongewenste organismen. Het belangrijkste doel van het Strategisch Kader Biociden is om het principe van Integraal Plaag Management (IPM (Integrated Pest Management )) toe te passen in elke situatie waarin we biociden willen gebruiken. Om zo mens, dier en milieu zo min mogelijk aan schadelijke stoffen bloot te stellen.
Geïmpregneerde planten- en moestuinbakken
Een van de onderwerpen in de brief is het verkennende RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) onderzoek naar de mogelijke risico’s van impregneermiddelen in houten moestuin- en plantenbakken. Aanleiding hiervoor waren Kamervragen van Tweede Kamerlid Caroline van der Plas (BBB). Het RIVM heeft onderzocht wat er (inter)nationaal bekend is over de overdracht van stoffen uit geïmpregneerde planten- en moestuinbakken via de grond naar planten en (het risico op) gezondheidseffecten door consumptie van deze voedselgewassen.
Het RIVM concludeert dat er weinig informatie is over de overdracht van stoffen uit geïmpregneerde planten- en moestuinbakken naar planten en de mogelijke gezondheidsrisico's. Het RIVM adviseert om impregneermiddelen op basis van minerale en plantaardige oliën, wassen, kunstharsen en siliciumverbindingen te gebruiken. Deze stoffen worden nauwelijks door planten opgenomen. Deze aanbeveling sluit aan bij het biocidebeleid, dat het gebruik van de minst schadelijke middelen stimuleert.
Vervangingsperspectief schadelijke houtconserveringsmiddelen
Een ander genoemd onderzoek is de inventarisatie die is uitgevoerd van het huidig gebruik, de gevaren en de risico’s van houtconserveringsmiddelen op basis van de werkzame stoffen propiconazool, tebuconazool en boraten. In dit onderzoek is ook gekeken naar het vervangingsperspectief van deze werkzame stoffen voor de conservering van hout.
Het onderzoek wees uit dat voor verschillende toepassingen van bewerkt hout geen vergelijkbare alternatieven beschikbaar zijn. Ook is er de afgelopen jaren weinig innovatie geweest op het gebied van veiliger alternatieve houtverduurzamingsmiddelen. Voor dergelijke innovaties ontbreken reële verdienmodellen.
Internationale workshop werkprogramma beoordeling werkzame stoffen
Tot slot noemt de brief de nieuwe afrondingsdatum voor het werkprogramma voor de beoordeling van werkzame stoffen per eind 2030. De staatssecretaris van IenW (Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat ) heeft aan het Ctgb (College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden ) gevraagd een internationale workshop te organiseren om bij te dragen aan de afronding van dit werkprogramma.