In 2019 legde ILT (Inspectie Leefomgeving en Transport ) een ondernemer een boete op. De ondernemer bracht een biocide op de Nederlandse markt zonder toelating. Het ging om een ‘droogmiddel’ voor vloeren van pluimveestallen. Na toepassing van het middel komt de werkzame stof chloordioxine vrij. De ondernemer stelt dat het middel onterecht als biocide is aangemerkt en ging tegen de boete in beroep. De rechtbank Rotterdam verklaarde dit beroep op 16 mei jl. ongegrond.
In het beroep claimt de ondernemer dat het middel onterecht als biocide is aangemerkt. Het primaire doel van het middel is om vloeren te drogen. Het weren van schadelijke organismen als schimmels en bacteriën is een secundair effect. Doordat de vloeren droog zijn, wordt de voedingsbodem voor deze organismen weggenomen. Daarnaast voert de ondernemer in het beroep aan dat een vergelijkbaar middel in Spanje op de markt is.
Oordeel rechtbank
De rechtbank oordeelt dat het middel wel degelijk voldoet aan de definitie van een biocide uit de Biocideverordening (BPR (Biocidal Product Regulation ).) Het middel genereert een werkzame stof (chloordioxide). Ook heeft het middel als doel schadelijke organismes te weren. Dit blijkt uit het veiligheidsinformatieblad en folders over het middel. De rechtbank verwijst naar jurisprudentie van het Hof van Justitie. Het Hof oordeelt daarin dat middelen die het leefmilieu van schadelijke organismen beïnvloeden, ook onder de definitie van biociden onder de BPR vallen.
Verder geeft de rechtbank Rotterdam aan dat de BPR tot doel heeft het gebruik van biociden in Europa te harmoniseren. De bovenstaande uitleg van het begrip biocide geldt dus zowel in Spanje als in Nederland. Mogelijk is het middel in Spanje zonder biocidetoelating op de markt, maar dat is voor deze uitspraak niet van belang. Om het middel in Nederland op de markt te mogen brengen, is een Europese of een nationale toelating nodig.
Meer informatie
Lees de volledige uitspraak van de rechtbank Rotterdam op Rechtspraak.nl.