De Europese commissie (EC) heeft een verslag van gemaakt over de uitvoering van de Biocidenverordening in de Europese Unie (EU (Europese unie)). De belangrijkste problemen die de EC ziet zijn de trage voortgang van het beoordelingsprogramma van bestaande werkzame stoffen en de aanzienlijke vertragingen in de toelating van biocide producten.
Elke vijf jaar moeten EU (Europese unie)-lidstaten een verslag indienen over de uitvoering van de biocidenverordening (bepaling in artikel 65, lid 3). De lidstaten hebben hun verslagen uiterlijk 30 juni 2020 ingediend. De commissie heeft hiervan een samenvattend verslag gemaakt (ook beschikbaar in het Nederlands) en dit samen met een uitgebreid werkdocument (alleen in het Engels) aangeboden aan het Europees parlement en de raad. Het verslag gaat over de periode van 1 september 2013 (inwerkingtreding van de verordening) tot en met 31 december 2019.
Uit het verslag blijkt dat de Biocidenverordening bijna 8 jaar na de inwerkingtreding, volledig is geïmplementeerd. De belangrijkste problemen zijn volgens de EC de trage voortgang bij de uitvoering van het beoordelingsprogramma van bestaande werkzame stoffen en de aanzienlijke vertragingen in zowel de goedkeurings- als de producttoelatingsprocessen. Deze twee punten zijn wel essentieel voor het behalen van de doelstellingen van de verordening op het gebied van de bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu. Uit het verslag blijkt ook dat er zeer weinig innovatie op nieuwe werkzame stoffen plaatsvond.
De belangrijkste reden voor de vertragingen is een stelselmatig gebrek aan middelen in de lidstaten. De Commissie roept daarom de lidstaten op ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteiten over de juiste middelen beschikken.