In juni 2021 besloten bevoegde autoriteiten dat er een concentratielimiet van 0,1% geldt voor de zogenaamde PBT- en vPvB-stoffen in biocideproducten. Het gaat om stoffen die (erg) persistent (P), bioaccumulerend (B) en toxisch (T) zijn. De limiet geldt voor de opgetelde concentraties voor dit type stoffen.
Volgens de Biocidenverordening worden hulpstoffen met een mogelijk effect op mens of milieu als zorgwekkend gezien wanneer ze in een concentratie van hoger dan 0,1% voorkomen in een product. Producten met zorgwekkende stoffen ondergaan een uitgebreidere risicobeoordeling.
Stoffen die persistent, bioaccumulative and toxic (PBT) of very persistant, very bioaccumulative (vPvB) zijn vallen echter buiten de reikwijdte van de Biocidenverordening. Bevoegde autoriteiten hebben daarom besloten dat, in overeenstemming met de regels uit REACH, ook voor deze stoffen een concentratielimiet van 0,1% moet gelden. Wanneer er meer PBT- of vPvB-stoffen in een product zitten, geldt deze limiet voor de opgetelde concentraties.
Bedrijven moeten altijd proberen PBT- of vPvB-stoffen te vervangen voor alternatieven met een lager riscio. Dus ook als de stof onder de concentratielimiet zit. Dit is een inspanningsvereiste die wordt gehanteerd bij het toelatingsproces.
De concentratielimiet geldt vooralsnog niet als een wettelijke verplichting. Hiervoor is een besluit van de Europese Commissie nodig.
De notitie van de bevoegde autoriteiten met het besluit kunt u vinden op CIRCABC op via de website biociden.nl U vindt de notitie als ‘CA-June21-Doc.4.3 Final’.