Een werkzame stof kan worden opgenomen in bijlage I van de biocidenverordening als ze niet zorgwekkend is. De procedure voor het opnemen van een werkzame stof in bijlage I is vastgelegd in Verordening (EU) 88/2014. Op de ECHA website over Wijziging van bijlage I vindt u meer uitleg over de beoordelingsprocedure over het indienen van een dossier. Beide worden toegelicht met een stappenschema.
Biociden waarvan alle werkzame stoffen op bijlage I staan, komen in aanmerking voor een vereenvoudigde toelating. Deze middelen moeten nog wel aan een aantal andere voorwaarden voldoen. Raadpleeg ook de Ctgb (College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden ) pagina over vereenvoudigde toelating.
De werkzame stoffen op bijlage I zijn ingedeeld in 7 categorieën. Aan de plaatsing van een werkzame stof kan een beperking worden toegevoegd. Bij koolstofdioxide in categorie 6 staat bijvoorbeeld: 'Alleen voor gebruiksklare gaspatronen voor koolstofdioxidevallen'. In onderstaand overzicht wordt, ter illustratie, voor elke categorie een voorbeeldstof genoemd (indien aanwezig).
1. Stoffen die conform Verordening (EG) nr. 1333/2008 als levensmiddelenadditief zijn toegestaan (bv. melkzuur);
2. Stoffen in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 (REACH) (bv. lijnolie);
3. Zwakke zuren;
4. Traditioneel gebruikte stoffen van natuurlijke oorsprong (bv. lavendelolie);
5. Feromonen (bv. oct-1-en-3-ol);
6. Stoffen waarvoor een lidstaat overeenkomstig artikel 7, lid 3, van deze verordening een dossier inzake een
werkzame stof heeft gevalideerd of waarvoor een lidstaat een dergelijk dossier overeenkomstig artikel 11,
lid 1, van Richtlijn 98/8/EG heeft aanvaard (bv. koolstofdioxide);
7. Overige stoffen (bv. ijzersulfaat).
Raadpleeg voor de volledige lijst de website van ECHA met Goedgekeurde werkzame stoffen. Selecteer bij Active substance details onder Regulatory process: Annex I substance.