De Nederlandse overheid streeft naar een geïntegreerd knaagdierbeheer. Hierbij staat preventie (het weren en voorkomen van knaagdieren) voorop. Is bestrijding toch nodig dan in de eerste plaats met niet-chemische middelen zoals vallen. Als dat niet afdoende blijkt, is bestrijding van knaagdieren (muizen en ratten) met chemische middelen pas mogelijk. Deze chemische middelen heten rodenticiden.  

Rodenticiden

Chemische bestrijdingsmiddelen tegen ratten en muizen heten rodenticiden. Meestal zijn dit biociden (productsoort 14). Als rodenticiden gebruikt worden om gewassen te beschermen zijn het gewasbeschermingsmiddelen. De belangrijkste groep rodenticiden bevat anticoagulantia. Dit zijn stoffen die de bloedstolling remmen. Er zijn ook rodenticiden  met andere werkzame stoffen. 

Anticoagulantia

Anticoagulantia (brodifacoum, bromadiolon, chloorfacinon, coumatetralyl, difenacum, difethialon, flocoumafen en warfarine) zijn zeer giftig, worden doorgegeven in de voedselketen en zijn moeilijk afbreekbaar. Ze voldoen daarmee aan de criteria voor uitsluiting van de Biocidenverordening. Dit betekent dat anticoagulantia normaal gesproken niet goedgekeurd kunnen worden als werkzame stof voor gebruik in biociden. De reden dat deze werkzame stoffen door de EU Europese unie (Europese unie) toch zijn goedgekeurd is dat niet-goedkeuring zou kunnen leiden tot onvoldoende doeltreffende knaagdierbeheersing.

In Nederland zijn rodenticiden op basis van anticoagulantia daarom alleen onder strikte voorwaarden toegelaten. De verschillende middelen die in Nederland zijn toegelaten bevatten de bovengenoemde anticoagulantia, met uitzondering van warfarine.

Andere rodenticiden  

Er zijn ook andere werkzame stoffen die voor gebruik in rodenticiden in de EU zijn goedgekeurd. Dit zijn: alfachloralose, cholecalcifarol, fosfine uit aluminiumfosfide, waterstofcyanide en gemalen maïsspil (powdered corn cob). In Nederland zijn alleen middelen op basis van alfachloralose, chlolecalcifarol en waterstofcyanide toegelaten. Alfachloralose is een werkzame stof die veelvuldig voorkomt in rodenticiden die door particulieren tegen muizen worden gebruikt. Cholecalcifarol (vitamine D3) voldoet net als de anticoagulantia aan de criteria voor uitsluiting van de Biocidenverordening. Ook rodenticiden op basis van cholecalcifarol zijn daarom alleen onder strikte voorwaarden toegelaten. Waterstofcyanide is een zeer giftig gas en mag daarom alleen worden gebruikt door speciaal opgeleide professionele toepassers. 

Gebruik 

Er is onderscheid tussen gebruik door particulieren en professionals. Particulieren mogen alleen rodenticiden gebruiken tegen muizen. Deze middelen moeten dan specifiek zijn toegelaten voor niet-professionele gebruikers. Professionele knaagdierbestrijders mogen alleen onder strenge voorwaarden ook tegen ratten rodenticiden inzetten. De middelen die een professional gebruikt moeten zijn toegelaten voor professioneel gebruik. 

IPM Integrated Pest Management (Integrated Pest Management) 

IPM staat voor ‘Integrated Pest Management’ en daarmee wordt een geïntegreerde aanpak van plaagdierbeheersing bedoeld. Daarbij gaat het niet alleen om bestrijden, maar om een heel pakket van maatregelen. Het weren en voorkomen van plagen zijn daarvan de belangrijksten. Alleen professionele bedrijven met het certificaat IPM-Rattenbeheersing mogen in Nederland rodenticiden op basis van anticoagulantia en cholecalcifarol gebruiken bij de bestrijding van ratten buiten. Zij werken volgens een geïntegreerd plaagdierbeheerssysteem (IPM). Vanaf januari 2023 is dit uitgebreid naar een integraal IPM-systeem voor de bestrijding van ratten én muizen, zowel buiten als binnen.  

Opleiding en certificering 

Iedereen die biociden wil gebruiken moet beschikken over een vakbekwaamheidsbewijs (plaagdierbeheersers) of een licentie (voor agrariërs). Bovendien gelden eisen voor scholing, examens en certificering. Zie voor meer informatie over de scholing, examens en certificering IPM-Rattenbeheersing de website van KPMB en de websites van de exameninstituten EVM en CPMV

Programma IPM Knaagdierbeheersing 

De Nederlandse overheid heeft het programma IPM Knaagdierbeheersing opgezet. Hierin wordt gewerkt aan een duurzame en effectieve knaagdierbeheersing. Aanleiding voor het opzetten hiervan was een verkennend onderzoek (2019) van het RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) naar de effectiviteit en optimalisatie van geïntegreerde knaagdierbeheersing. Vervolgens hebben de vier ministeries die bij het knaagdierbeleid betrokken zijn een programma opgezet voor geïntegreerde knaagdierbeheersing. In dat programma IPM Knaagdierbeheersing zijn vijf werkgroepen actief waarin veel stakeholders zijn betrokken, zoals plaagdierbeheersers, wetenschappers, opleiders en examinatoren, dierenbescherming, land- en tuinbouworganisatie en overheden.